Laden…

Onderzoeken

Bloedonderzoek

Algemeen onderzoek na de intake

Omdat we graag zo goed mogelijk voor je zorgen is het belangrijk om te weten of je gezond bent. Na de intake zal je een labformulier meekrijgen waar we het volgende onderzoeken:

· Lues: Lues(syfilis) is een seksueel overdraagbare ziekte (SOA). Bij behandeling vroeg in de zwangerschap zijn er geen gevaren voor het kind. Wordt de ziekte niet ontdekt, dan loopt de baby een groot risico om in de baarmoeder te overlijden of ernstig ziek geboren te worden. Als uit het bloedonderzoek blijkt dat je lues hebt wordt je behandeld met antibiotica.

· Hepatitis B: Hepatitis B is een infectieziekte van de lever die wordt veroorzaakt door een virus. Dragerschap van hepatitis B geeft in meer dan de helft van de gevallen geen klachten. In andere gevallen kan sprake zijn geweest van geelzucht, of soms alleen van vermoeidheid. Besmetting kan plaats vinden bij de geboorte, via geslachtsgemeenschap of via het bloed van iemand die de ziekte heeft. Wanneer blijkt dat de zwangere Hepatitis B positief is, wordt de pasgeborene hiervoor behandeld om de ziekte te voorkomen.

· HIV-test: Het humaan immunodeficiëntievirus (HIV) is de verwekker van de zeer ernstige ziekte AIDS. Als een vrouw voor of tijdens de zwangerschap geïnfecteerd wordt met HIV, kan zij dit virus op haar baby overdragen. Dit is met name mogelijk tijdens de bevalling of bij de borstvoeding. Hierdoor kan de baby AIDS krijgen. Als bekend is dat een zwangere geïnfecteerd is met HIV, verkleinen medicijnen de kans op overdracht van het virus op de baby aanzienlijk. Borstvoeding wordt dan afgeraden.

· Hb: Je ijzergehalte wordt gecontroleerd

· Glucose: In het begin van de zwangerschap wordt een eenmalige glucose bepaald, indien er een verhoogde kans is op zwangerschapsdiabetes zal deze op een later moment uitgebreider worden onderzocht. Dit gebeurt dan door middel van een glucose tolerantie test (zie onder)

· Bloedgroep en Rhesusfactor: Het is belangrijk je bloedgroep te weten voor het geval je een nabloeding hebt bij de bevalling en een bloedtransfusie nodig hebt. De meest bekende bloedgroep zijn die van het ABO-systeem (bloedgroep A, B, AB of O) en de Rhesus D-bloedgroep (positief of negatief). In totaal zijn er ruim 200 bloedgroepen bekend. Welke bloedgroep je hebt, is een kwestie van erfelijkheid, net als de kleur van je ogen en haar. Tijdens de zwangerschap krijgen 2 bloedgroepen speciale aandacht: de Rhesus D- en de Rhesus C-factor (zie onder)

Rhesus D en Rhesus c negatief

Er zijn 2 groepen vrouwen die een iets grotere kans lopen om antistoffen tegen bloedgroepen te maken. Dat zijn vrouwen die Rhesus D-negatief zijn en vrouwen die Rhesus c-negatief zijn. Zij hebben tijdens de zwangerschap extra aandacht nodig. Het laboratorium bepaalt daarom tijdens het bloedonderzoek ook of je Rhesus D-negatief of Rhesus c-nagatief bent. Als je Rhesus D-negatief bent, wordt je bloed in week 27 van de zwangerschap nog een keer onderzocht op antistoffen en het lab bepaald in je bloed ook de Rhesus D factor van je kind. Is je kindje Rhesus D-positief? Dan bestaat de kans dat je lichaam antistoffen gaat maken tegen het bloed van je kind. Om die kans te verkleinen, krijg je in week 30 van de zwangerschap een injectie. Je baby merkt niets van deze injectie. Soms doen zich bijzondere situaties voor waarin een extra injectie nodig is. Dat zal de verloskundige je dan vertellen. Is je kind Rhesus D-negatief? Dan maak je geen antistoffen aan en heb je geen injectie nodig.

Als je Rhesus c-negatief bent, kan je lichaam ook antistoffen maken tegen het bloed van je kind. Er bestaat geen injectie om dat te voorkomen. Daarom onderzoekt het lab in week 27 of je lichaam antistoffen aanmaakt. Zo ja, dan zal de verloskundige of gynaecoloog je tijdens de zwangerschap exra controleren. Meer informatie over antistoffen tegen bloedgroepen vind je op: rivm.nl

Antistoffen tegen bloedgroepen

Tijdens de zwangerschap en de bevalling kunnen er rode bloedcellen van je kind in je bloed terechtkomen. Als je kind een andere bloedgroep heeft dan jij, kan je lichaam antistoffen maken tegen het bloed van je kind. Het laboratorium onderzoekt of je zulke antistoffen hebt. Dat is belangrijk om te weten, omdat sommige antistoffen tijdens de zwangerschap het bleod van je kind kunnen afbreken. Je kind krijgt dan bloedarmoede. Bij een volgende zwangerschap kunnen deze antistoffen weer opspelen. Als er antistoffen worden gevonden, is soms verder onderzoek nodig. Je verloskundige zal je daar meer over vertellen.

Glucose tolerantie test

In een aantal situaties, bijvoorbeeld een wat hoger BMI, bepalen we laagdrempelig het glucose in je bloed. Dit doen we doormiddel van een glucose tolerantie test, een test die onderzoekt of je mogelijk zwangerschapsdiabetes ontwikkeld. Meestal gebeurt dit bij een termijn van 24 weken. Mocht je in een vorige zwangerschap diabetes hebben ontwikkeld, zullen we dit al bij 16 weken doen.

De test bepaald je nuchtere glucose, het is dus de bedoeling dat je tussen 8 en 9 uur op het laboratorium bent. Daarna krijg je een glucose drankje, de meeste zwangere vinden dit erg vies. Omdat je nog niet mag eten of drinken na het drankje, kan een suikervrij kauwgompje zorgen dat je de smaak wat kwijtraakt. 2 uur na het innemen van het drankje wordt je nogmaals geprikt. Het is de bedoeling dat je in de tussentijd lichamelijke rust houdt, de meeste zwangeren wachten daarom op de poli.